De Italiaanse architect Aldo Rossi heeft iets aardigs geschreven over het begrip discipline: “Als men de norm en de structuur van de dingen achter zich laat, is het lastig om verder te komen. Daarom heb ik me vele jaren lang strikt aan de discipline, de traktaten en de regels gehouden…” (Rossi, 1990, 94)
Even verderop in zijn tekst schrijft hij over dwang en herhaling. Ik associeer deze passage met het begrip discipline: “De dwang tot herhaling kan een gebrek aan hoop betekenen, maar het komt mij nu voor dat steeds weer opnieuw hetzelfde ding maken om tot andere resultaten te komen meer is dan een oefening; het is de enige vrijheid om ontdekkingen te doen.” (Rossi, 1990, 96)
Discipline heeft iets dwangmatigs, een beperking, een maatregel: wat we doen wordt door regels en afspraken bepaald. Deze dwang kan betekenen een gebrek aan hoop. Wat we doen lijkt uitzichtloos te zijn. Het gevaar van depressie en wanhoop ligt op de loer. Rossi stelt in zekere zin: ik heb mij juist aan regels willen houden. Ik denk dat hij bedoelt: zelfopgelegde regels. Kortom, een vrijwillige keuze dat hem niet van buitenaf wordt opgelegd. Dit is een belangrijk verschil om te maken. De discipline opgelegd door anderen riekt naar dwang. Dat bedoelt Rossi niet. Discipline is voor Rossi een vrije keuze: een uitgangspunt van onderzoek.
We kunnen iets nieuws ontdekken door opnieuw hetzelfde ding te maken. Doordat we spelregels formuleren begrijpen we steeds beter wat we aan het doen zijn. Omdat we beter weten wat we aan het doen zijn komen we tot de essentie. We verfijnen onze vaardigheden. We leren van onze vergissingen die we bij herhaling hebben gemaakt.
Discipline is met andere woorden een fout-correctie methode. In die zin is discipline wetenschap: op betrouwbare wijze nagaan of een stelling klopt. Dit verklaart de titel van boek waar de bovenstaande fragmenten in staan opgetekend: Wetenschappelijke autobiografie.
Waarom haal ik dit begrip discipline aan? Door de corona-maatregelen is de traditionele structuur van het onderwijs abrupt verdwenen. Het onderwijs gebeurt grotendeels online en dit is een omkering van de wijze waarop het universitaire onderwijs traditiegetrouw wordt ingericht.
Studeren vereist een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is een leerdoel: een universitair student is aan het einde van zijn studie in staat om zelfstandig kennis tot zich te nemen en informatie die hem of haar wordt aangereikt zodanig te organiseren, dat hij of zij hierover een beredeneerd oordeel kan geven. Met andere woorden: een student leert zelf nadenken.
Sinds maart 2020 zijn studenten gedwongen deze vaardigheid van zelf leren nadenken online te ontwikkelen. Dit betekent dat de fysieke infrastructuur van de Universiteitscampus overbodig is geworden.
Natuurlijk, door de ontwikkeling van moderne communicatiemiddelen is het voor iedereen vanzelfsprekend dat we door middel van computers met elkaar communiceren. Brieven worden zelden nog geschreven, we schrijven een email. Van een fysieke transactie is geen sprake meer. De digitale brief wordt virtueel op je laptop bezorgd. En zolang deze ontwikkeling de communicatie tussen mensen schijnbaar vereenvoudigt, heeft niemand een bezwaar.
De corona-maatregelen hebben dit proces van digitaliseren noodgedwongen versneld. Iedereen dacht mogelijk: “Fijn, dat deze alternatieven er zijn… dat we door kunnen met ons werk en onze studie ondanks de pandemie.” Zo langzamerhand zien we de effecten op langere termijn bij studenten: de student voelt zich vervreemd. Noodgedwongen staat de student er alleen voor: wat overblijft is een zwart scherm in de vorm van een laptop.
Ik vermoed dat deze alledaagse realiteit voor deze jonge mensen die zichzelf proberen te ontwikkelen te moeilijk is. De discipline die van deze studenten wordt gevraagd, naast dat ze de uitdaging voor zichzelf hebben gesteld om zelf te leren nadenken, is een te grote stap. Laat ik het anders formuleren: de student is gedwongen zelf de dag te reguleren, hun studie af te stemmen op hun privé leven, en dit privé leven is door de laptop l op l verbonden met studeren, er is geen fysieke scheiding tussen privé en studie: thuis is studie, studie is thuis. Er is geen fysieke uitdrukking van kameraadschappelijkheid: anderen aan het werk zien, je onderdeel voelen een gemeenschap, het idee dat je werkt aan iets dat groter is dan jezelf. Zie dit als het cultiveren van een gemeenschappelijke interesses en de vriendschappen die je opbouwt doordat je elkaar steunt in de missie om zelf te leren nadenken. Het gaat hier om een fysieke bewijs van solidariteit.
Deze solidariteit bestaat niet online. De sociale media doen de mensen geloven dat hun diensten deze solidariteit virtueel oplossen. Maar sociale media hebben als primair doel advertenties te verkopen. Dit doel is tegenovergesteld aan de missie van het zelf willen leren nadenken, de software bepaalt de informatie die de student bereikt.
Natuurlijk doen de tech-bedrijven enorm hun best om te doen lijken dat hun missie om sociale doelen draait: mensen met elkaar in verbinding brengen en het verstrekken van betrouwbare informatie. Stel je voor dat we met zijn allen morgen besluiten Google overbodig te verklaren. Dan kan Google de deuren sluiten en dat stellen de aandeelhouders niet op prijs. Maar dit is wel wat we, tot op zekere hoogte, op de Universiteitscampus hebben zien gebeuren.
Is er tegengif in deze tijd van online onderwijs? Ik moest denken aan de 12 regels van Jordan Peterson. Jordan Peterson is een zelfhulpprofessor. Hij zoekt naar zekerheden om de chaos te bezweren. Zijn 12 regels vormen een antwoord op de vraag: hoe moet ik goed leven? Peterson stelt, het gaat niet om vinden van geluk, maar het gaat erom dat jij vindt dat je iets betekenisvol doet door het doel dat je jezelf hebt gesteld. Hiermee zijn de 12 regels samengebracht tot 1 basisregel: stel een doel dat betekenis heeft.
Ga je studeren, dan heb je besloten jezelf te willen ontwikkelen op een bepaald vakgebied. Je bent bereid over dit vakgebied kennis te vergaren. En door kennis en ervaring ben je op termijn wellicht in staat een waardevolle positie te ontwikkelen in dit vakgebied.
Maar hoe weet je of deze positie waardevol is? Interactie met mensen is voor het beantwoorden van deze vraag een belangrijke voorwaarde. Je koppelt je eigen ervaring aan die van anderen. Ik vermoed dat studenten door het online onderwijs impliciet gaan twijfelen aan de betekenis en waarde die de studie voor hun heeft. Ze zijn volledig op zichzelf aangewezen en missen een fysieke bewijs van solidariteit. Studenten kunnen in een virtuele leeromgeving niet goed bepalen of wat ze doen betekenis heeft. Kortom, door de corona-maatregelen leren we ontdekken: online onderwijs leidt tot een gebrek aan hoop onder studenten en leidt tot een inperking van vrijheid om ontdekkingen te doen.
BRONNEN:
Rossi, A. (1999). Wetenschappelijke autobiografie (E. de Kup & H. Hoeks, vert.). Nijmegen: Uitgeverij SUN.
(Origineel werk gepubliceerd in 1990)
Peterson, J. (2018). 12 Rules of life. Allen Lane.