Het museum Beelden aan Zee (1994) van architect Wim Quist (1930-2022) is een favoriet van mij. Een gebouw dat mij inspireert door de integratie van vorm en functie, de detaillering en materialisatie. Wat ook voor mij meetelt is de situatie: de inpassing en typologie van het gebouw dragen bij aan de symboliek van een museum voor de beeldende kunst. Ik bedoel de twee cirkels die ruimtelijk het hart van het gebouw markeren, en dit hart heeft tegelijkertijd een ruimtelijk verband met het klassieke, op het werk van Andrea Palladio (1508-1580) geinspireerde paviljoen en het zicht op de zee.
Foto: Gerrit Schreurs
Jaarlijks heb ik het genoegen om als ambassadeur op te treden voor het museum Beelden aan Zee; het is inmiddels goed gebruik dat ik als docent verbonden aan de TU Delft studenten Architectuur een rondleiding geef in het museum en ze kennis laat maken met dit bijzondere gebouw.
Wim Quist is architect van gebouwen zoals de Willemswerf en de Schouwburg in Rotterdam: in de volksmond ‘de kist van Quist’. Het Museon en Omniversum in Den Haag, de uitbreiding van het Kröller-Möller in Otterlo, de Stormvloedkering Oosterschelde en Maeslantkering Hoek van Holland zijn voor de meeste mensen waarschijnlijk wel bekende objecten.
Deze ontwerpen hebben een utilitair en civiel karakter gemeen; een school, museum of theater heeft bij Quist op één of andere manier altijd iets weg van een kantoorgebouw. Ik vind dit, misschien wat oneerbiedig gezegd, een typisch Hollandse opvatting van architectuur. Er schuilt iets Calvinistisch in zijn manier van vormgeven, ik bedoel de nadruk die hij legt op ratio en de soberheid van gekozen materialen. Het Beelden aan Zee beschouw ik een uitzondering op deze strenge zienswijze, want Quist is in mijn beleving met het Beelden aan Zee ook een kunstenaar.
Quist schrijft: “Kunst kan alleen inspireren of troosten bij eigen tekorten of verdriet indien je er totaal voor openstaat.” (Quist, 119) En zo is het met dit gebouw Beelden aan Zee: daar moet je voor open staan en dan komt het naar je toe. Het is niet eenvoudig om dat uit te leggen. Een flauw antwoord zou zijn, daarvoor moet je in het museum geweest zijn.
Het museum Beelden aan Zee was een particuliere opdracht van Theo en Lida Scholten-Miltenburg. Theo Scholten was directeur bij de Robeco bank. Zij hadden een privé verzameling beeldende kunst en zochten een plek om deze collectie te exposeren. Naar het idee van kunstenaar Arthur Spronken ging Theo Scholten in gesprek met Wim Quist voor een ontwerp op een overgebleven duin in Scheveningen rondom het negentiende eeuwse paviljoen Von Wied, gebouwd in opdracht van Koning Willem I.
In eerste instantie lijkt het een ingetogen en in zichzelf gekeerd ontwerp. Kijk je iets verder dan zie je een ruimtelijke sculptuur die zorgvuldig is ingepast met bijzondere versieringen. Het hart van het ontwerp wordt gemarkeerd door twee cirkels, dit hart vormt het hoogtepunt van de ingenieuze ruimtelijkheid in relatie tot de omgeving. Deze ruimtelijkheid wordt extra bijzonder door het klassieke paviljoen op het dak en het uitzicht op het landschap richting de horizon.
Afbeelding: Studio HANS
Studenten lezen het gebouw vaak als een schelp. Een schelp heeft iets aards, archeologisch en beschermend. Je kunt het ontwerp ook lezen als een vlinder, als naar het licht bewegen en transformeren. De vlinder doet denken aan een spirituele ervaring en het vinden van rust: het gebouw als een rustplaats verbonden met de natuur en het landschap.
Kom je op de terrassen boven, dan opent zich een wereld die je al eerder had gezien, maar niet bewust had opgemerkt. We ruiken de zoute zeelucht die is vermengd met eten, misschien frituur, zoetigheden, we voelen de wind langs ons gezicht strijken, meeuwen krijsen, we zien vlaggen en horen het touw tegen de masten slaan, een vlieger, we zien de pier van Scheveningen, die als een brug richting zee leidt met als eindpunt een reuzenrat en uitkijktoren. We horen de mensen die zich langs de boulevard bewegen met ronkende motoren en als we aandachtig luisteren, horen we het geruis van het helmgras rondom het terras van het museum. We zien een beeld in helmgras. Het is een gezicht, een modern beeldhouwwerk. Dit abstracte gezicht vermengt zich met het alledaagse leven van drukte en gezelligheid langs de boulevard en op het strand.
“If not now when” was de titel van de expositie; daar lijkt het wel een beetje op tijdens een dag in dit museum Beelden aan Zee. Want op een middag liep ik door collectie Max Vorst en zag de marmeren bouwhelm (2010) van Chinese kunstenaar Ai Weiwei. Dit kunstwerk vat de expressie van dit gebouw voor mij op een of andere manier heel goed samen.
Ai Weiwei, Marble Helmet 2010
Want de bouwhelm moet zorgen voor veiligheid en de bouwvakker beschermen. Deze helm is van marmer: een monumentaal materiaal, ontstaan diep in de aarde. Als je niet oplet, zie je het verschil niet en lijkt het een alledaags object, alsof je het zo op je hoofd zet, een bouwhelm van plastic, licht en in groten getale te produceren. Maar deze bouwhelm is loodzwaar en delicaat gepolijst. Deze helm heeft de glans van een duur sieraad. Het is een prachtig object om te bekijken en tegelijkertijd een commentaar, want corruptie in China leidt tot vele slachtoffers doordat ziekenhuizen en scholen door aardbevingen in elkaar storten. Deze marmeren bouwhelm verenigt kwetsbaarheid en de wens leven te beschermen; het doet mij denken aan het beeld van de vlinder en de schelp, waar studenten vaak mee komen als ze het gebouw beschrijven.
En dat heeft met gevoeligheid te maken in het ontwerp van Beelden aan Zee. Het gebouw lijkt in eerste instantie afstandelijk, gesloten en ingetogen. Op het moment dat je het gebouw beter leert kennen, lijkt het zich te openen, als naar het licht bewegen, zoals de eerder genoemde vlinder die zich ontpopt heeft. Denk ook aan de transfiguratie zoals we kennen uit de evangelie, een spirituele beleving. En je kunt dit in verband brengen met de schilderkunst in de Renaissance, de transfiguratie van Rafaël (1483-1520), een schilderij waarin een contrast in stijl van donker naar licht tot een synthese komt.
Afbeelding: Raffaello Sanzio (1516-1520) Trasfigurazione, Musei Vaticani
Dus kijk je iets verder dan zie ik een ruimtelijke sculptuur die zorgvuldig in het landschap is geplaatst, een beeldhouwwerk van een kunstenaar. Toch zie je aan het gebouw dat Quist een echte architect is. Beton, glas, staal, aluminium, hout, natuursteen: het zijn de gereedschappen van een architect. En dat zie je aan de wijze waarop hoeken zijn opgelost, vloer-, wand- en dakconstructie met bijzondere versieringen in lijn met de gedachte: vorm volgt functie.
Met andere woorden: de indruk van een contrast in stijl die tot een synthese komt, klopt met mijn indruk van dit gebouw. Je moet dit in levenden lijve ervaren om dit echt goed te voelen en te begrijpen. En deze ervaring wordt extra mooi door de prachtige beelden in de collectie van dit museum.
Dit gebouw lijkt streng van zienswijze, maar is niet humorloos. De toegang tot de bibliotheek, een plek voor de geest, wordt gemarkeerd door een bijzondere deurklinkt. Nu plotseling, niet van roestvaststaal, maar een kunstwerk van Iris LeRütte. Bovendien hangt iets verderop een wandkleed van Krijn Giezen gemaakt van zeildoek en jute. Het werd door Wim Quist aan het museum geschonken. Het materiaal verwijst naar het ruwe zeemansleven. Het is een doorleefd werk dat op sommige plekken tot op de draad is afgesleten. Beide werken ironiseren de architectuur en ik vermoed dat Quist het daarom heel goed vond passen, alsof een patatje op zijn tijd erbij hoort.
Bronnen:
Quist, W. (2008). De magie van de ratio. Maastricht: Pale Pink Publishers.
Van Giersbergen, M. (1995). Sculpturen in een sokkel. Archis nr. 1, 38-43.
Vorst, M. (2024). If not now when. Max Vorst Collection, Museum Beelden aan Zee, Amstelveen: Prowinko Proart.