De blik op de horizon is een blik op de toekomst. De horizon spreekt in Nederland tot de verbeelding, want Nederland is vlak. De Nederlandse schilderkunst heeft een rijke traditie als het gaat om het verbeelden van de Nederlandse horizon. Stemt deze blik op de horizon ons angstig of hoopvol?

Drie 8 meter hoge koeien staan als onderdeel van de International Architecture Biennale Rotterdam in 2005 langs de belangrijkste snelwegen van de Randstad opgesteld. Het was een initiatief van het landschapsarchitectenbureau West 8 onder leiding van Adriaan Geuze. De opblaasdieren hadden als bedoeling iedereen erop attent te maken dat het Nederlandse veenweidelandschap deel uitmaakt van het cultureel erfgoed en geven aanleiding tot zelfreflectie (West 8, 2007, 25).

Afbeelding: Horizon project (West 8, 2007).

“Het zijn oplettende koeien, die net als de Stier van Potter (1647), de horizon tonen tussen hun benen. Hun pientere blik verraadt dat ze weten wat er aan de hand is.” (West 8, 2007, 25) Het beeld is een kunsthistorische verwijzing naar het wereldberoemde schilderij van Paulus Potter (1625 – 1654). Het schilderij, van de toen 21-jarige Potter, werd beroemd door het grote formaat (223×339 centimeter) en een overvloed aan realistische details van het karakteristieke Hollandse landschap. (Den Hartog Jager, 2008, 68)

Afbeelding: Stier van Paulus Potter (1647).

Het doek had zijn populariteit mede te danken aan verlangen naar eenvoud en de eerlijkheid van het landleven. We zien realistische details als hoefsporen in de modder, de vliegen boven de rug van het dier en koeienvlaai in combinatie met het vriendelijke portret van boer ‘Teun’, die later is vereeuwigd in het aap-noot-miesplankje (1910) door illustrator Cornelis Jetses.

Afbeelding: Aap-noot-miesplankje (1910) door illustrator Cornelis Jetses.

Tussen de benen van de opblaaskoe ziet de automobilist de horizon. In het licht van de huidige stikstofcrisis is het beeld van opblaaskoe ironisch. De milieuwetgeving dwingt de overheid tot het nemen maatregelen in de agrarische sector. De sector is verantwoordelijk voor een groot deel van de stikstofuitstoot. Het beeld van de opblaaskoe vestigt de aandacht op de boer, niet op het landschap. De Nederlandse boer vindt dat de overheid de stikstofproblematiek ten onrechte in zijn klompen schuift.

Het vooruitzicht, de blik op de horizon van de boeren, is een angstige blik, want financieel rendement wordt voor de boer op basis van de milieuwetgeving economisch onmogelijk gemaakt.

Sicco Mansholt had als visie van Nederland een boerderij aan de Noordzee maken. (Ten Hooven, 2019, 37) Zijn beleid van ruilverkaveling en mechanisatie vanaf de jaren 50 leidde tot de intensieve landbouw van vandaag. Europese handelsafspraken met de VS in 1962 leidde tot de grootschalige import van veevoer. (Ten Hooven, 2019, 35) Asfalt, voedertorens, buitenproportionele schuren en grote vlakken raaigras bepalen het hedendaagse beeld van het Nederlandse landschap.

Het beeld van de opblaaskoe verenigt dus een complexe discussie over de toekomst van Nederland: het welzijn van de boeren en het welzijn van het Nederlandse landschap.

Friese journaliste Jantien de Boer noemt het landschapspijn: de ruimtelijke gevolgen van de intensieve veeteelt die zij met pijn en weemoed beschrijft als een gedegradeerd landschap. (Ten Hooven, 2020, 12)

Oorzaak is het feit dat de politiek Den Haag sinds millennium steeds meer afstand neemt ten opzichte van de ruimtelijk ordening in Nederland. De ruimtelijke ordening is een taak van gemeenten, met als gevolg dat ruimtelijk ordening wordt gereduceerd tot een lokaal economisch belang. Pensioenfondsen en ontwikkelaars kopen de weidegrond op. De boer besluit tot verkoop of intensivering. Nederlandse veenweidelandschap, dat zo tot de verbeelding spreekt in het schilderij van Paulus Potter, wordt weggedrukt door de mentaliteit van boekhouders onder lokale wethouders, burgemeesters en boeren.

“In de praktijk speelt alles zich af op het laagste, gemeentelijke niveau (…). Het nationale beleid wordt op gemeentelijk niveau beslist. Elke wethouder of burgemeester kan, als-ie maar hard genoeg doorduwt, wel een industrieterrein of buitenwijkje ontwikkelen,” stelt Adriaan Geuze. (Ten Hooven, 2020, 13) Decentralisatie van de ruimtelijke ordening gaat ten koste van het Nederlandse landschap. En dit beleid is toespitst op het uitbreiden van de stad en de mechanisatie van het boerenbedrijf. Het resultaat is een boerderij aan de Noordzee van zoveel mogelijk asfalt en steen, waar de stikstof van de stront achterblijft.

De Hoge Raad stelde 20 december 2019: de overheid heeft de plicht het leven van burgers in Nederland te beschermen tegen het risico van gevaarlijke klimaatverandering. De milieuwetgeving dient door de overheid te worden gehandhaafd in het belang van alle Nederlandse burgers (en dus ook de boeren). Een uitspraak in lijn met Artikel 21 van de grondwet: De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Onlangs kwam ik op straat een vuilnisman tegen die zich leek te vervelen. Ik vroeg hem: “Beste vuilnisman, wees zo goed en ruim de vuilnis op.” De man antwoordde: “Dat is mijn vuilnis niet.” Onze overheid gaat op eenzelfde manier te werk, wel het uniform en niet de verantwoordelijkheid willen dragen.

Het beeld van de opblaaskoe krijgt met de uitspraak van de Hoge Raad nieuwe urgentie: het gaat niet alleen over het welzijn van boeren en landschap, het gaat ook over het welzijn van alle Nederlandse inwoners.

Een van de maatregelen om de uitstoot van stikstof te verminderen is het verlagen van de maximumsnelheid. Juist deze maatregel van het verlagen van de maximumsnelheid duidt op de effectiviteit van regie uit Den Haag: iedereen moet op de blaren zitten, met het oog op het welzijn voor alle inwoners van Nederland. De milieuproblematiek vraagt om solidariteit en regie. Wat niet werkt is: de boer harder straffen dan de bouwvakker, als de boer niet snapt waarom hij verantwoordelijk is.

Henk Bleker (CDA) is als Staatssecretaris van Economie, Landbouw en Innovatie in 2011 al verteld dat zijn beleid niet deugde. (Boersma, & Lanjouw, 2019, 15) “(…) Boer Bleker loopt graag te koop met de schijn van een verlangen naar eenvoud en de eerlijkheid van het landleven, zoals in het schilderij van Paulus Potter. In werkelijkheid is hij een industrieel die in de voetsporen van Sicco Mansholt van Nederland een boerderij aan de Noordzee wil maken, om zoveel mogelijk vetgemeste opblaaskoeien in het slachthuis te krijgen en naar de horizon te verschepen. Voer goedkoop importeren, vlees duur exporteren, en de stikstof blijft hier.” (Ten Hooven, 2019, 35)

Bleker in een Kamerbrief uit 2011: “Belangrijk is dat de ketenpartijen zelf de regie voeren en verantwoordelijkheid nemen voor de transitie naar een toekomstbestendige en maatschappelijke gewaardeerde veehouderij.” (Boersma, & Lanjouw, 2019, 17) Terwijl de zorgplicht gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu een grondwettelijke taak is van overheid. “Maak je niet druk om een handjevol veganisten en dierenactivisten,” zegt Bleker (Ten Hooven, 2019, 36), alsof hij zijn eigen stront niet ruikt. Want in werkelijkheid verpakt hij een particulier belang als een publiek belang, met een vriendelijke gezicht alsof hij boer Teun is.

Dit stemt niet hoopvol. De opblaasdieren van West 8 hadden als bedoeling mensen erop attent te maken dat het Nederlandse landschap aanleiding geeft tot zelfreflectie. Deze zelfreflectie leidt tot het inzicht dat het leugen is te denken dat ruimtelijke ordening en milieubeheer kan worden opgelost door een streven naar een ‘goede samenwerking’ tussen de overheid en bedrijven, burgers en anderen betrokkenen. Dit streven naar een ‘goede samenwerking’ komt in de praktijk neer op het afschuiven van macht: van volksvertegenwoordiging naar kapitaal. Kapitaal is geen democratische representatie van de Nederlandse bevolking, het bestaat uit een groep mensen die rendement willen op hun geld: de stem van een aandeelhouder. Kapitaal reduceert onze democratie tot besturen met maximale winst voor een specifieke groep.

De toekomst van Nederland, de blik op de horizon, gaat over meer dan de stem van de aandeelhouder. Het beeld van de koe met de horizon tussen de benen, gaat over de stem ter bescherming en verbetering van het leefmilieu in het belang van alle Nederlandse burgers.

Kijken we met dit besef nogmaals naar het schilderij van Paulus Potter, dan lijkt het erop dat boer Teun in werkelijkheid meer ziet in een carrière als aandeelhouder en niet verlangt naar de eerlijkheid van het landleven.

Het beeld van Potter heeft een dubbele betekenis gekregen. Het vriendelijke gezicht van boer Teun is een uitdrukking van een verlangen naar eenvoud en de eerlijkheid van het landleven. Maar letten we vooral op de horizon tussen de benen, dan is het gezicht van boer Teun verbonden met een blik op de horizon en de zoektocht naar rendement: de boer die verlangt naar persoonlijke rijkdom voorbij het landleven.

Met die blik op de toekomst heeft boer Teun niet in de gaten dat we met zijn allen in Nederland tot de neusgaten in de stront staan. “Wat goed is voor Teun, is ook goed voor Nederland,” denkt de boer halsstarrig. Deze boer kijkt met minachting naar het landleven van grondgebonden landbouw, waarbij het aantal dieren op een boerderij samenhangt met de hoeveelheid grond en het voer voor de dieren op eigen grond wordt verbouwd.

Afbeelding: foto van de auteur

De romantiek voor het landschap heeft plaatsgemaakt voor romantiek van het rendement, waardoor een duurzaam Nederlands landschap dreigt te verdwijnen. De boer is getransformeerd tot aandeelhouder die liegt als hij stelt: economische groei brengt meer welvaart, gelijkheid en duurzaamheid voor iedereen.

BRONNEN:

Boersma, H. & Lanjouw, J. (2019, 31 oktober). De problemen zag je van mijlenver aankomen. De Groene Amsterdammer, 2019 (44), 14-17.

Den Hartog Jager, H. (2008). Dit is Nederland. Amsterdam: Atheneum – Polak & Van Gennep.

Smelik, F., Onwuka, C., Schuit, D. & Camp, D. (2007). West 8: Mosaics. (Vert. Hilde Pauwels). Gent: Ludion.

Ten Hooven, M. (2019, 12 december). Klem in een onhoudbaar systeem. De Groene Amsterdammer, 2019 (5), 32-37.

Ten Hooven, M. (2020, 30 januari). Landschapspijn. De Groene Amsterdammer, 2020 (5), 12-13.