Stel je krijgt als ontwerper de vraag voorgelegd: wat is de relatie tussen ontwerp en onderzoek? Deze tekst heeft als doel het zoeken naar een antwoord op deze moeilijke vraag te vereenvoudigen aan de hand van een Stokes-diagram. “Stokes stelde de tweedeling in wetenschappelijk onderzoek reeds ter discussie en stelde dat de samenleving meer gebaat is bij het zowel begrijpen van iets als het toepassen ervan, een visie die hij illustreerde in het later naar hem genoemde Stokes-diagram.” (Van Aken, 2011, 61)
Bovenstaande vraag heeft verband met een ontwerponderzoek. Een ontwerponderzoek is een traject van zoeken naar een oplossing voor een ontwerpprobleem aan de hand van schetsen, technische tekeningen, maquettes, beeldreferenties, beeldanalyses, veld- en literatuuronderzoek. Het zoeken naar een oplossing voor een ontwerpprobleem kun je op vele manieren aanpakken door gebruik te maken van je eigen creativiteit, persoonlijke fascinaties en betrouwbare informatie. Door aan het einde van een ontwerpproces terug te kijken op je ontwerponderzoek, leer je beter begrijpen hoe je ontwerpoplossingen probeert te vinden: dit is een analyse van je eigen ontwerponderzoek. Deze analyse gaat over de vraag: wat is de relatie tussen ontwerp en onderzoek? Doe je dit aan de hand van een (betrouwbare) methode, dan is er sprake van wetenschappelijk onderzoek.
Frankel en Racine presenteerden op een conferentie in juli 2010, georganiseerd door de Design Research Society op de Universiteit van Montréal in Canada, een kaart als hulpmiddel de relatie tussen ontwerp en onderzoek beter te leren begrijpen. Deze kaart (afb. 1) beschrijft de samenhang tussen drie verschillende typen ontwerponderzoek, of in hun woorden praxiology, het werkveld van ontwerponderzoek als een studie (logia) van acties en handelingen (praxis).
Afb. 1: De kaart van Frankel en Racine (Frankel, 2010, 9)
Eenvoudig is deze kaart niet: er worden drie werkvelden beschreven in een cirkelvormig schema en dit schema wordt in vieren verdeeld door een tweetal assen: specifiek wordt tegenover generiek geplaatst in horizontale richting, praktijk wordt tegenover theorie geplaatst in de verticale richting. Het lijkt erop alsof Frankel en Racine proberen in dit schema een cirkel en een rechthoek te verenigen. Dit is een bekend thema in de architectuur, denk aan projecten als bijvoorbeeld Assembly Building Chandigarh van Le Corbusier of First Unitarian Church van Louis Kahn in Rochester of Piranesi’s Castel Sant’ Angelo. (Afb. 2) Het basement is rond, de gebouwen op het basement zijn recht. We zien een tegenstrijdigheid tussen boven en beneden.
Afb. 2: Piranesi Castel Sant’ Angelo, Rome (Venturi, 2002, 72)
Dit motief van recht en rond in de architectuur heeft een verband met de moderne wetenschap als we ons de ruimte rechthoekig en de tijd cirkelvormig voorstellen. De kaart van Frankel en Racine lijkt een soortgelijke fascinatie voor het samenbrengen van tegenstrijdigheden te illustreren. De conclusie van Frankel en Racine is onbevredigend: ontwerponderzoek is een uitgebreid en complex vakgebied. “With such a multifaceted range of options, is it any wonder that the discourse is as extensive as it is? (Frankel, 2010, 9) “In response, this map illustrates the increasingly complex approaches to design research.” (Frankel, 2010,10) Het lijkt er sterk op dat we zelf een weg moeten zien te vinden in het complexe veld van onderzoek.
In het ontwerponderwijs wordt deze kaart gebruikt en geeft aanleiding tot discussie bij studenten en docenten over complexiteit van ontwerponderzoek. Discussie is goed, want een potentiële bron van nieuwe kennis. Maar de wetenschap heeft ook als taak stelling te nemen, deze volgens een betrouwbare methode te toetsen en indien nodig, deze stelling te herzien op basis van het onderzoeksresultaat. Dit betekent dat we ons moeten verhouden tot onderzoek doen volgens een methode die maakt dat onze conclusies inhoudelijk betrouwbaar zijn.
Een belangrijke stap die Frankel en Racine zetten is Christopher Frayling’s begrippen: about, for (into bij Frayling) en through te verbinden met de begrippen basic, clinical en applied research. (Frayling, 1993, 5) Drie typen van onderzoek gebruikelijk in de kunst worden zodoende door Frankel en Racine in verband gebracht met drie typen van ontwerponderzoek. Deze drie typen van onderzoek hebben bovendien volgens Frankel en Racine een verband met het domein waarop het onderzoek van toepassing is: universiteit, bedrijfsleven en overheid. (Frankel, 2010, 3)
Frankel en Racine lijken stellig te geloven in deze complexe drie-eenheid van onderzoek doen. Maar kunst is geen wetenschap: wetenschap heeft een ingebouwde fout-correctie methode, het experiment moet herhaalbaar zijn. Kan ontwerponderzoek wetenschap zijn? Het antwoord van Frankel en Racine is een eindeloze cirkel: het veld van onderzoek is complex en draait om de definitie van onderzoek doen.
Na de tweede wereldoorlog werd in Amerika beleid ontwikkeld met tweetal uitgangspunten voor wetenschappelijk onderzoek: applied research als voorloper op technologische ontwikkeling en basic research zonder een praktisch doel. Dit onderscheid tussen concreet en abstract wetenschappelijk onderzoek kwam in de loop van de twintigste eeuw ter discussie te staan. “The belief that the goals of understanding and use are inherently in conflict, and that the categories of basis and applied research are necessarily separate, is itself in tension with the actual experience of science.” (Stokes, 1997, 12)
Volgens Donald Stokes wordt veel wetenschappelijk onderzoek beïnvloed door een ambitie te willen verklaren (understanding) en toepassen (use). In een Stokes-diagram wordt daarom onderscheid gemaakt tussen drie categorieën wetenschappelijk onderzoek: zuiver praktijkgericht (pure applied research), praktijkgericht wetenschappelijk (use-inspired research) en zuiver fundamenteel onderzoek (pure basic research). Bij zuiver fundamenteel onderzoek (verklaren) wordt er geen rekening gehouden met praktische doelen en daarom wordt dit type onderscheiden van zuiver toegepaste onderzoek (toepassen). Stokes ontdekte dat er ook onderzoek is waarbij verklaren en toepassen een centrale rol speelt en gebruikt het zowel praktische als fundamentele onderzoek van Louis Pasteur als voorbeeld. Daar tegenover stelt hij het zuiver fundamentele atoom onderzoek van Niels Bohr en het praktische onderzoek van Thomas Edison voor de ontwikkeling van verlichting. Het resterende vierde kwadrant representeert die studies waarbij zowel verklaren (understanding) als toepassen (use) geen rol van betekenis speelt. In dit kwadrant is van wetenschappelijk onderzoek geen sprake. (Afb. 3)
Afb. 3: Stokes-diagram (Stokes, 1997, 73)
Als we een ontwerpprobleem proberen op te lossen, willen we weten hoe dit probleem in elkaar zit (verklaren), om te weten wat we moeten doen (toepassen) om het probleem op te lossen. Met het Pasteur kwadrant stelt Stokes de tweedeling tussen zuiver fundamenteel en toegepast onderzoek ter discussie en introduceert ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek waarbij de tegenstelling tussen verklaren en toepassen wordt verenigd. (Van Aken, 2011, 61)
We kunnen de kaart Frankel en Racine daarom kleuren aan de hand van het Stokes-diagram en de namen van Bohr, Pasteur en Edison erin plaatsen. (Afb. 4)
Afb. 4: De kaart van Frankel en Racine bewerkt aan de hand van Stokes
Het onderzoek van Pasteur is praktijkgericht en wetenschappelijk. Het onderzoek van Edison is vooral praktisch, het onderzoek van Bohr zuiver fundamenteel, klopt dit met het onderscheid dat Frankel en Racine maken tussen praktisch en theoretisch? Ontwerponderzoek beweegt zich tussen specifiek en generiek, praktisch en theoretisch, doen en denken, concrete dingen en abstracte ideeën. Het kwadrant van Pasteur is een mix van beide, maar zo wordt dit niet in de kaart van Frankel en Racine voorgesteld door de dubbelzinnige opdeling in twee assen. Praktisch en theoretisch, specifiek en generiek, kunnen in de kaart van Frankel en Racine door elkaar lopen; terwijl de traditie in de wetenschap een tegenstelling is tussen praktisch en theoretisch. Deze tegenstelling kan daarom in de omtrek veel duidelijker worden weergeven als een verloop tussen de theorie (basic research) en praktijk (applied research). De driedeling en tegenstelling tussen theoretisch en praktisch volgt nu de logica van het Stokes-diagram: praktisch valt samen met specifiek, theoretisch valt samen met generiek. (Afb. 5)
Afb. 5: De kaart van Frankel en Racine met als omtrek een verloop van theorie naar praktijk
Het vierde kwadrant van het Stokes-diagram representeerde die studies waarbij zowel verklaren (understanding) als toepassen (use) geen rol van betekenis speelt. Hubert Dreyfus onderscheidt zes niveaus van bekwaamheid in relatie tot (ontwerp)problemen oplossen: novice, advanced beginner, competent, expert, master, visionary. Volgens het onderzoek van Lawson herkennen studenten zich in deze profielen en worden meer bewust van hun eigen ontwikkeling als ze zich moeten verhouden tot deze niveaus van bekwaamheid. (Lawson, 2009, 98) Door deze niveaus in het Stokes-diagram aan te geven illustreert dit zijn of haar persoonlijke ontwikkeling in relatie tot het type wetenschappelijk onderzoek dat wordt ingezet tijdens een ontwerponderzoek. (Afb. 6)
Afb. 6: Stokes-diagram samen met het generieke model van expertise door Hubert Dreyfus
Gaat het om een literatuuronderzoek dan is de hoeveelheid (kwantiteit) en autoriteit van het bronmateriaal maatgevend voor de betrouwbaarheid van het onderzoek; autoriteit wordt bepaald door het niveau van bekwaamheid van de auteur waarnaar wordt verwezen en als basis dient voor de kennis die is ontwikkeld door de student om het ontwerpprobleem op te lossen. Op deze manier heeft de ronde voorstelling van Frankel en Racine ten opzichte van het Stokes-diagram als voordeel dat deze niveaus als jaarringen van competentie kunnen worden voorgesteld. De radius van de cirkel representeert zodoende een kwalitatief niveau van wetenschappelijk onderzoek. Kwaliteit wil zeggen dat de studie zich verhoudt tot onderzoek dat betrouwbaar is. Kwantitatief wil zeggen dat tijdens het ontwerpproces vele relaties worden gelegd tussen het persoonlijke ontwerp en onderzoek. (Afb. 7)
Afb. 7: Praxiology versie 2.0
Door deze herziening van de praxiology 2.0 kan op eigen wijze een methodische en heldere inventarisatie worden gedaan naar de onderzoeksvraag: wat is de relatie tussen ontwerp en onderzoek? Persoonlijk thema’s als aanleiding van onderzoek kunnen in dit schema zichtbaar in verband worden gebracht met universele thema’s van wetenschappelijk onderzoek. Of de inzet van ontwerpgericht onderzoek praktische en/of theoretische kennis is geweest, komt zodoende tot uitdrukking. Vervolgens kan men hierop reflecteren met als centrale onderzoeksvraag: welk ontwerpprobleem heb ik opgelost, welke kennis (praktisch en/of theoretisch) heb ik daarvoor ingezet en waarom heeft dit wel of niet gewerkt om het ontwerpprobleem op te lossen?
BRONNEN:
Frankel, L., & Racine, M. (2010). The Complex Field of Research: for design, through design, and about design. Proceedings of the DRS (Design Research Society) Montreal Conference, 043.
Geraadpleegd op 26 september 2019, van http://www.drs2010.umontreal.ca/data/PDF/043.pdf
Frayling, C. (1993). Research in Art and Design. RoyalCollege of Art Research Papers, 1 (1), 1-5.
Geraadpleegd op 7 oktober 2019, van http://researchonline.rca.ac.uk/384/3/frayling_research_in_art_and_design_1993.pdf
Lawson, B., & Dorst, K. (2009). Design expertise. New York: Architectural Press.
Stokes, D. (1997). Pasteur’s Quadrant: basic science and technological innovation. Washington: The Brookings Institution.
Venturi, R. (2002). Complexity and Contradiction in Architecture (2e ed.). New York: The Museum of Modern Art. (Origineel werk gepubliceerd in 1966)
Weber, M. (2011). Ontwerpstellingen en ontwerpprincipes. In: J. Van Aken & D. Andriessen (Reds.), Wetenschap met effect (pp. 61–77). Den Haag: Boom Lemma.