Hoe langzaam of snel ik ook hardloop, steeds weer vraag ik mij af, waarom doe ik dit? Uit het feit dat mensen terugkomen, leid ik af: mensen hebben hier behoefte aan. Wat ik doe is belangrijk. Tegelijkertijd lijkt dit antwoord te worden ontkracht doordat je van dit werk niet kan rondkomen. Dan spoelt de zekerheid van mijn gezicht door regen of door tranen van transpireren. Ik sluit af met rekoefeningen en meditatie, dan zie ik tevreden gezichten, een gevoel van onderlinge verbondenheid en heb ik mijn zekerheid weer terug.

Twee avonden in de week geef ik in een stadspark hardlooptraining. Daarnaast ben ik academicus. Als ik studenten zeg dat ik eerder naar huis moet om training te geven, vragen ze verbaasd: “Geef u ook sportlessen?!” Het startpunt voor elke cursist is kleine pasjes. Dit lijkt eenvoudig, maar deelnemers willen te hard. Bovendien beheersen ze geen looptechniek. Ook daarover bestaat verbazing, bij herhaling hoor ik zeggen: “Ik wist niet dat hardlopen zo moeilijk was!”

Kleine pasjes. En ik blijf dit steeds weer herhalen, want ik ben zelf door schade en schande wijs geworden. Door kleine pasjes verminderde ik blessures tijdens het hardlopen. Ik heb geleerd dat met kleine pasjes trainen werkt. Maar het duurt even voor deelnemers deze methode accepteren en zich niet meer laten verleiden door ambities om te hard te gaan.

Ik geef toe, de academische blik blijft bestaan, ook tijdens het training geven. Een kritische blik die zich richt op een onderzoek naar een diepere betekenis die zich verschuilt achter de lessen van de kleine pasjes, steeds weer in dezelfde omgeving van het stadspark. Ik weet waar deze mensen voor komen en wat ze beweegt, maar ik voel bij herhaling een discrepantie die ik beter wil begrijpen. Ik wil onderzoeken of mijn gevoel te maken heeft met onderlinge verbondenheid en de wijze waarop we als samenleving hier invulling aan geven.

Het gemeenschappelijke doel van een beginnerscursus hardlopen is na 13 weken 30 minuten kunnen hardlopen. Iedereen kan meedoen. Hardloopervaring is niet vereist. In het buitengebied bestaat alleen de atletiekvereniging, in het stadspark is een hardloopcursus het alternatief. Hardlopen heeft in de stad een verkennende, sociale en maatschappelijke functie: je leert het stadspark en de mensen uit de omgeving kennen, bovendien ontwikkel je een gezondere levensstijl.

Ik hoor ook ‘de stok achter de deur’ als argument, want deelnemers hebben vooruit betaald. Daarnaast ontwikkelen deelnemers een gevoel van plichtsbesef ten opzichte van zichzelf, de groep en de trainer. Weer of geen weer, de training gaat in principe altijd door. En deelnemers begrijpen intuïtief, mis je een training en doe je geen huiswerk, dan is de kans groot dat je het doel niet gaat halen. Loopscholing is daarom een goed synoniem voor het volgen van een hardloopcursus.

Meer dan een kwart van de deelnemers haalt het einddoel niet. Beter zou zijn als zij zich inschrijven voor een cursus met als doel 15 minuten hardlopen. De ervaring leert dat zo’n cursus geen bestaansrecht heeft. Op verjaardagen of op het schoolplein in gesprek met de buren maakt 15 minuten hardlopen geen indruk. De mensen zijn gewend geraakt aan de gesprekken over topprestaties, torenhoge ambities en indrukwekkende records op telefoon, radio en televisie. Met andere woorden: liever maken we indruk of verlenen we onszelf status door de dingen groter te willen doen dan redelijk is.

We maken onszelf groter dan we werkelijk zijn en we ontwikkelen zodoende een gewoonte die op langere termijn niet goed voor ons is. Dit negatieve mechanisme, dat verdacht veel lijkt op een verslaving, wordt mede mogelijk gemaakt door diverse type media die voortdurend om je aandacht vragen en daarmee je gedrag manipuleren, bijvoorbeeld met de topprestaties van professionele atleten en de industrie die daarvan profiteert. Het mechanisme is geniaal en pervers: enerzijds mensen verleiden via telefoon en televisie om ongezond op de bank te blijven hangen en anderzijds, mensen verleiden tot de aankoop van spullen met de suggestie dat je sociale status wordt verhoogd door een topatleet te imiteren.

Dit mes van verleiden snijdt aan twee kanten. Iedereen doet het, dus we vinden het normaal. We leven met een drang die de industrie ons heeft aangeleerd, deze drang heeft zich permanent in onze hersenen genesteld en stuurt aan op gevoelens van onevenwichtigheid. Maatregelen van de overheid worden gezien als een betutteling. Dat de industrie op hun beurt mensen betuttelt, wordt niet gezien als gevaar.
Op de vraag van een deelnemer: welke schoenen moet ik dragen, geef ik dus als antwoord, de schoenen die je fijn vindt lopen. En ik leg uit: die schoenen gaan het grote verschil niet maken, het draait om looptechniek, trainen en oefenen.

Schoenfabrikanten en alle mensen die de mondjes voeden via deze industrie zullen mij tegenspreken. Dit tegenspreken wordt gezien als een recht: een vrijheid van meningsuiting. De facto wordt op deze manier onze grondwet, die is bedoeld ter bescherming van publieke discussie en kennisontwikkeling, door belanghebbenden misbruikt. De ene mening is de andere niet, steeds meer mensen vinden dit moeilijk om te begrijpen en raken in de war. Dit is de bedoeling van deze industrie.

Kleine pasjes betekent consolideren, langzaamaan sterk maken door te trainen op basis van looptechniek en tijdsduur. Je bent buiten, minstens twee keer in de week: regen, wind, koud, warm, druk of rustig. Je leert je aan te passen op de weersomstandigheden en een geleidelijke toename in belasting van spieren, botten en pezen. Ik sluit de training af met een oefening voor de ademhaling. Daarmee leer je tot rust te komen na een lichamelijke inspanning en tevredenheid te voelen over het behaalde resultaat.

Consolideren is ook een mentale training: tevreden zijn met haalbare doelen en je hersenen laten wennen aan het hardlopen als een plezierige en positieve gewoonte in plaats van een zwaar gevecht tegen overgewicht en een slechte conditie. Dit sluit aan op mijn indruk dat deze methode een verband heeft met een gevoel van onderlinge verbondenheid waar een behoefte aan is bij de mensen. Het is geen kleinigheid, want we kunnen er groter door worden, begreep ik met de hulp van cursist Anne.

Anne is tegen de dertig en enthousiast over hardlopen. Ze woont samen met haar vriend, vlakbij het stadspark. Door een incident is één van haar longen beschadigd en was ze lange tijd niet in staat om te sporten. Nu het beter met haar gaat wilde ze gaan hardlopen om haar conditie te verbeteren.
Anne en ik stonden aan het begin van de laatste training samen te wachten op de groep. Ze vroeg mij spontaan:
– Ga je nog iets leuks doen met je vakantie?
– Ik ga met mijn vrouw twee weken wandelen in de Auvergne. We overnachten in een boerderij bij vrienden, daar komen we al jaren.
– Dus jullie gaan steeds naar dezelfde plek?
– In de Auvergne kun je eindeloos wandelen zonder een auto of mens tegen te komen.
– Dat is wel gaaf, maar wat doe je dan op een dag behalve wandelen?
– We staan op, halen brood, ontbijten en bereiden een lunch voor, stoppen dit in een rugtas en dan gaan we op pad. Tijdens het wandelen zoeken naar een plek om te picknicken, vaak lezen we op die plek een boek of maken we een tekening. We vinden tekenen als hobby allebei leuk.
– Maar is dat niet een beetje saai, steeds weer in dezelfde omgeving?
– Nee, ik vind het niet saai. Het Franse boerenlandschap is prachtig. Als je goed kijkt, zie je steeds weer iets anders.
– Volgens mij houd je niet van verandering!
Ik wist niet zeker of ze dit als een grapje of als een compliment bedoelde.

Niet veel later was de groep compleet en begonnen we na een warming-up aan drie rondjes hardlopen, in totaal 30 minuten, met kleine pasjes. Tijdens het tweede rondje, terwijl ik vooraan het tempo bepaalde, zei Anne: “Jou verveelt dit dus niet.” Waarop ik zei: “Er is een belangrijk verschil met zojuist, de zon is onder gegaan.” Ze reageerde hier niet op, ze vond het misschien vanzelfsprekend, niet belangrijk of was afgeleid.

Uiteindelijk bereikten we de finish. Met de kleine pasjes had ze veel bereikt: een overwinning op haarzelf. “Knap gedaan!” zei ik oprecht en feliciteerde haar. We dronken met de groep een drankje. Iedereen kreeg van mij een persoonlijke oorkonde. Anne vond het lijken op een diploma. Met een dikke stift schreef ik haar naam en ondertekende met een sierlijke krabbel het papier. Opgelucht, blij en trots nam ze het in ontvangst. Door een bewuste aanpak was Anne tot een positieve verandering in staat geweest: met kleine pasjes had Anne iets groters bereikt.

Die zomer las ik in het Franse boerenlandschap over kunstmest en krachtvoer, over modernisering en schaalvergroting in de bio- en agro-industrie, en moest ik onwillekeurig denken aan de opmerking van Anne: “Volgens mij houd je niet van verandering!” Ik vroeg mij af of we het eigenlijk niet over hetzelfde hadden. Veel hangt af van hoe je naar iets kijkt. Dan lijkt iets saai en afgemeten, maar blijkt door een positieve verandering dat je iets groters hebt bereikt.

Even verderop van onze boerderij in Frankrijk hadden zich twee Nederlanders gevestigd en een moestuin ontwikkeld. We kregen een rondleiding en werden geïnspireerd door hun ervaringen. Zodoende aten wij twee weken lang verse groenten uit hun moestuin: we vonden het een openbaring. Kan dit ook in Nederland? vroegen wij ons af. Mijn vrouw en ik besloten terug van vakantie, dit uit te zoeken.

We kwamen op het spoor van een zelfoogsttuin op fietsafstand net buiten de stad. We schreven ons in als oogstdeelnemers. Elke zaterdag waren wij in deze biologische tuin en kwamen thuis met een tas vol verse groeten zelf geoogst zonder reclame die je afleidt. Vaak ook vergeten groenten, denk aan meiraap, schorseneren, raapstelen en postelein. Met je eigen handen trek je de groente uit de grond of knip je van onderaf de oogst. De aarde die je voedsel geeft en je leert eten naar de tijd: want oogsten is seizoengebonden. Met je laarzen soms in de modder staan, ook dat hoort erbij. Ik heb nieuwe recepten en smaken ontdekt. We zijn veel gevarieerder gaan eten.

Oogsten in deze tuin is gezamenlijk een landschap ontdekken, mensen ontmoeten met een zelfde fascinatie voor wat er uit de grond komt en met elkaar delen. Ik zag kinderen gefascineerd door de kas heen lopen: er werden stiekem tomaten gesnoept – ze waren te lekker. Het oogsten in deze tuin geeft zodoende uitdrukking aan onderlinge verbondenheid. En ik moest denken aan Anne en veranderingen: wij hebben op een bewuste manier groenten leren eten, dat is een duidelijke positieve verandering ten opzichte van een gewoonte om naar de supermarkt te gaan. We hadden door gezamenlijk te oogsten en de dingen bewust kleiner te doen, iets groters bereikt.

Maar deze tuin moet concurreren met prijzen in de supermarkt die kunstmatig laag worden gehouden door Europese subsidies. Deze subsidies versterken een mechanisme van optimalisatie en schaalvergroting. Dit lijkt een positieve beweging voor de landbouw en veeteelt, maar ik vrees dat we, met dit proces van opschalen en steeds weer moderniseren, een Europese gedachte van onderlinge verbondenheid en verdraagzaamheid uit het oog verliezen.

De tegenstelling tussen opschalen en de dingen bewust kleiner doen, breng ik in verband met het beroemde en aangrijpende boek ‘De Wereld van Gisteren’. Stefan Zweig schrijft over zijn verlangen om weer een Europeaan te kunnen zijn als hij de verwoestende gevolgen ervaart door een catastrofaal gebrek aan verdraagzaamheid in Nazi-Duitsland. Hij constateerde dat de mensen alleen nog maar in een stroomversnelling van de modernisering konden leven door de dingen altijd maar groter te doen, door de belofte van een Duizendjarig Rijk. Het alledaagse leven in Duitsland werd met veel succes steeds onzekerder gemaakt, door de giftige taal en het fanatisme van de mensen dat zich hierop focust.
De wortel van fanatisme ligt in ‘fanum’ en betekent heiligdom. Door een heilig geloof in een Duizendjarig Rijk, en door onverdraagzaamheid tegenover andersdenkenden, transformeerde Europa tot een moordzuchtig slagveld.

Dit fanatisme leid ik terug naar de invloedrijke Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau en auteur van ‘Een Sociaal Contract’ uit 1762. In dit boek schrijft hij over staatsinrichting en corruptie doordat een bijzondere wil of een gewoonte, door het fanatisme van een groep burgers en machthebbers, voorrang krijgt op zaken van algemeen belang. Voor Rousseau is fanatisme een weigering om tot een redelijk inzicht te komen, een vorm van bedrog dat leidt tot een corruptie van de macht.

Vandaag bewegen we ons in een vergelijkbare wereld van onzekerheid door te geloven in de motieven van fanaten. Wederom verschuift de politieke focus van algemeen belang naar eigen land en eigen volk eerst. De Europese geest van onderlinge verbondenheid en verdraagzaamheid wordt door deze beweging vergiftigd. Door dit fanatisme worden wij steeds kleiner. Dit is een negatieve beweging in strijd met Zweig en Rousseau: een groep burgers wordt verleid met simpele antwoorden op complexe problemen en krijgt voorrang op zaken van algemeen belang. En deze beweging komt op ongelukkige wijze mede tot stand door de steun van een Nieuw Sociaal Contract. De ironie van deze onevenwichtige aanpak is dat we als samenleving uit elkaar worden gedreven en verklaart de discrepantie die ik voel: deze beweging is tegenstrijdig met de positieve ervaring van de kleine pasjes en het gezamenlijk oogsten.

En de eigenaardigheid is dat mijn vrouw en ik dit besef onderlinge verbondenheid en verdraagzaamheid, deze positieve Europese gedachte, in het traditionele Franse boerenlandschap hadden opgepikt, dat in de ogen van cursist Anne een beetje saai leek. Haar ongevoeligheid voor het traditionele Franse boerenlandschap deed mij denken aan de schrijver J.J. Voskuil die oude boeren als evenwichtige mensen had leren kennen, en opmerkt – als dit nu eens de zin van het bestaan was: het waarnemen van kleine variaties in steeds hetzelfde stukje van de wereld waar je toevallig woonde.

Bronnen:

Klemperer, V. (2000). LTI – De taal van het Derde Rijk. (W. Hansen vert.) Amsterdam: Uitgeverij Atlas. (Origineel werk gepubliceerd in 1947)

Oudman, T. (2023). Uit de shit. Amsterdam: De Correspondent.

Van der Ploeg, J. (2023). Gesloten vanwege stikstof.  Gorredijk: Uitgeverij Noordboek.

Voskuil. J. (2000). De dood van Maarten Koning. Het Bureau: Deel 7. Amsterdam: Uitgeverij G.A. van Oorschot.

Zweig, S. (2024). De wereld van gisteren. (W. van Toorn vert.). Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers. (Origineel werk gepubliceerd in 1944)